Spinning
Spinning
1
2
3
4
5
1
Alice in Through the Looking-Glass (Lewis Carroll, 1872) illustration by John Tenniel
2
Bérénice gazing into her own past and future, in The Crystal Cage by Joseph Cornell, 1943
3
Die Wohnung wird verwandlungsfähig, still from the architectural propaganda film Die neue Wohnung by Hans Richter, 1930
4 + 5
revolving door in the Palace of Assembly by Le Corbusier, Chandigarh, 1953
Passage
1
2
3
4
5
6
1
Inclined Plane (black surface), Haus Rucker Co, Vienna, 1976
2
folly Schijn en wezen under construction for television series De Zevensprong, 1981
3 + 4
video still from television series De Zevensprong, 1982
5
bus stop advertising light box in exchange position, Arnhem, 19.03.13
6
Inclined Plane (white surface), Haus Rucker Co, Vienna, 1976
Domestic voyeurism
1
2
3
4
5
6
1
book cover The hidden window mystery, Carolyn Keene, 1956
2
new housing estate, Het eigen huis, p. 99, du Pon, 1961
3
section drawing of A house with three walls by Shigenori Uoya, Kyoto, 2011
4
section drawing of a split-level house, Landhäuser, p. 111, Hans Josef Zechlin, 1951
5
demolition site, Rosendaalsestraat, Arnhem, April 1994
6
timber frame house construction, Kleinsthäuser, Martin Mittag, 1959
Face façade
1
2
3
1
Moller House by Adolf Loos, Vienna, 1928
2
Willem van Kleeflaan, Arnhem, 09.06.06
3
Hijenoordseweg, Arnhem, 16.03.13
Revolving
1
2
3
4
5
6
7
1
gate, Munich, 23.07.03
2
revolving door in Abeno House by Shotaro Suga, Osaka, 1999
3
revolving glass brick window, Munich, 23.07.03
4
operating a sash window with double ventilators, Fenestra steel window walls, Detroit, 1920
5
Breites Schwingflügelfenster, Fenster, p. 167, Adolf Schneck, 1963
6
Nederlands Hervormde Kerk by Gerrit Feenstra, Laag Soeren, 1935
7
revolving window sashes, Brooklyn, N.Y., undated
Capsizing
1
2
3
4
5
6
1
A lady's Dressing Table, Thomas Sheraton, detail of plate 46 from The cabinet-maker and upholsterer's drawing-book, 1802
2
wooden cell construction in the Vatican, Giovanni Orlandi, 1605
3
folding caravan, advertisement in Bondskampeerplaatsen in Nederland, ANWB, 1967
4
Schräges Haus, Haus Rucker Co, 1973
5 + 6
lifting staircase, Arnhem, 23.03.13
Room divider
1
2
3
4
5
6
1
reflector frame, illustration from Aide-mémoire pratique de photographie, Albert Londe, 1893
2
sun shutter, Jean Prouvé, 1957
3
room divider, Landhuizen en bungalows, p. 36, Jan Henselmans, 1950s
4
Séparation Afrique, Jean Prouvé, 1950
5
Sichtschutzzaun zum Nachbarn, Kleinsthäuser, p. 111, Martin Mittag, 1959
6
vertical louvres, VDL Research House II by Richard and Dion Neutra, Silverlake, L.A., 1966
Grid
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1
Haus mit einem Mauer, Adolf Loos, 1921
2
House with three walls, Shigenori Uoya, Kyoto, 2011
3 + 4
garages, Hijenoordseweg, Arnhem, 12.03.13
5
Diepenbrocklaan, Arnhem, 15.03.06
6
construction detail, Modern Homes Planbook, p. 8, Sears and Roebuck, 1938
7
Landhuizen en bungalows, p. 106, Jan Henselmans, 1950s
8
Ready Cut Modern Home, One House- or a Hundred, p. 8, Sears, Roebuck and Company, 1920
9
grid façade, Het Eigen Huis, p. 90, du Pon, 1961
10
Spinning House, Tony Brown, 1980
11
grid on brick façade, Het Eigen Huis, p. 33, du Pon, 1961
Split wall
‘Fences are interesting’, said an unknown philosopher, ‘because one has to be either on one side or the other (…)’ It is precisely because a wall, a fence, is a boundary, a limit, that it cannot at the same time be a place. It is impossible for one not to be either on one side or the other, for one to be in the wall.
The problem is no longer whether one is here or there, but wether I am on one side of the wall or the other.
Beatriz Colomina, Raumplan versus Plan Libre, Delft University Press, 1988, p. 66
← Glass Wall, Marien Schouten, Witte de With cahier #1,
p. 160, 1993
Der Raum ist etwas, das aus einer Handlung heraus entsteht. Ein Ort hingegen ist die Ordnung, an dem sich keine zwei Dinge an derselben Stelle befinden können.
Bastian Strinz, Raum und Zeitkonstruktion bei Peter Handke, 2010, p. 172
Lang geleden,
ik wandelde en kwam bij een muur.
Waar was het geluk? Aan deze kant.
Waar was de waarheid? Aan deze kant.
Waar scheen de zon? Aan deze kant.
Waar was ik vrij? Aan deze kant.
Ik trapte tegen de muur.
Ik zocht een gat in de muur.
Toon Tellegen, Tirade, nr. 384, 2000, p. 159
Op een gegeven moment is er een hele mooie passage waarin hij in zijn huis staat (…) en opeens spoelt de hele wereld om hem heen en de volgende seconde staat hij buiten op straat (…) en dan is ’ie gedwongen om aan te kloppen bij zichzelf want hij heeft zijn sleutels thuis vergeten en zijn bediende moet opendoen want hij moet weer naar binnen.
Mathijs van Boxsel citeert uit een dagboeknotitie van Robert Musil, interview in De Avonden, VPRO 23.12.08
Hij voelt zichzelf door gebeurtenissen glijden, als een spookverschijning die om zijn eigen aanwezigheid heen zweeft, alsof hij ergens naast zichzelf woont – niet echt hier, maar ook niet ergens anders. Een gevoel opgesloten te zijn en tegelijkertijd door muren heen te kunnen lopen.
Paul Auster, Het spinsel van de eenzaamheid (1982), De Arbeiderspers, 1988, p. 92
Ik liep eens tegen een heuvel op,
maar eigenlijk liep ik omlaag (…)
Ik liep alle kanten uit,
verloor mijzelf al spoedig uit het oog,
kwam ergens aan, stond stil
en ging toevallig juist naar binnen
toen ik daar juist naar buiten kwam.
Wij knikten minzaam naar elkaar
maar wisten niet
dat wij het waren.
Toon Tellegen, De andere ridders, Querido, 1984, p. 14
The interior is not simply the space which is enclosed by the façades. A multiplicity of boundaries is established, and the tension between inside and outside resides in the walls that divide them (…). To address the interior is to address the splitting of the wall.
Beatriz Colomina, Raumplan versus Plan Libre, 010 Publishers, 2008, p. 39
Niet alle gebouwen hebben een gevel. Maar er zijn dus ook gebouwen die, net als mensen, hun ‘lichaam’ doen vergeten, ze verdwijnen zelf achter hun façade. (…) Essentieel voor de ‘gezichtelijkheid’ of de ‘visagéité’ (…) is het doorboorde vlak. Elk gat in een vlak kijkt. (…) Ramen zijn als ogen, de hersenen zijn de bovenkamer, de schedel is een dak. De hellepoort is een muil, ergens binnengaan is opgeslokt worden. (…) De gevel moet, zoals het gezicht, overkomen als een geïntegreerd geheel met een ‘midden’, maar (…) moet dus niet tonen wat er werkelijk achter zit. Een gezicht is niet doorzichtig. (…) Het maakt een groot verschil of men langs een blinde muur dan wel een rij gevels met vensters loopt, maar wanneer men zich door die ramen bekeken voelt, verdwijnt de gevel, precies zoals wanneer men iemand in de ogen kijkt, het gezicht verdwijnt.
Bart Verschaffel, Van gevels en gezichten, Dietsche Warande & Belfort, nr.1, 2012, p. 75–81
De zintuigen zullen niet worden waargenomen
de muur zal geen oog overhoren
meer dan ooit schrijven woorden, een groot
helder huis waar niets in is
Gerrit Kouwenaar, Het blindst van de vlek,
Querido, 1982
Ik hoorde van iemand dat ik een kamer was.
Een kamer! dacht ik. Misschien wel een salon!
Met hoge ramen, luchters en kandelaren
(…) mijn zwartste gedachten onopvallend langs de kant –
maar toen ik verder dacht
ontbraken er muren aan mij, en deuren
en schuin naar binnen vallend licht, (…).
Toon Tellegen, Een langzame val, Querido, 1991, p. 16
First, there’s the room you can see through the glass – that’s just the same as our drawing-room, only the things go the other way. I can see all of it when I get upon a chair – all but the bit behind the fire-place. Oh! I do so wish I could see that bit! I want so much to see whether they’ve lit a fire in the winter: you never can tell, you know, unless our fire smokes, and then smoke comes up in that room too – but that may be only a pretence, just to make it look as if they had a fire. Well then, the books are something like our books, only the words go the wrong way: I know that, because I’ve held up one of our books to the glass, and then they hold up one in the other room.
Lewis Carroll, Through the Looking-Glass (1872), Macmillan Children’s Books, 1980, p. 8
Waar Frank Lloyd Wright de open haard tot het hart van zijn architectuur maakte, verplaatste Neutra de haard naar de zijkant, zodat hij dubbel kon worden gebruikt - binnen én buiten. Wat waren terassen anders dan plafondloze kamers?
Ron Kaal, Niet een plek maar een overgang, de Volkskrant 10.03.01
Ik heb eens een plattegrond gemaakt van het huis en dan blijkt dat het interieur voortdurend wisselt van samenstelling. Die kamers blijven nooit op dezelfde plaats liggen (…). Het is niet zozeer een woning, het is een stemmingsruimte. Het is een subjectieve toestand. (…) Hij denkt zo – of tegengesteld over dezelfde zaken. (…) Musil heeft in zijn aantekeningen allemaal schetsen gemaakt voor die kamers, en dan zegt ’ie: “Ulrich bedacht tenslotte alleen nog maar onuitvoerbare kamers, draaiende kamers, kaleidoskopische installaties, schakeltoestellen voor de ziel, en zijn invallen werden steeds inhoudslozer.
Mathijs van Boxsel citeert uit een dagboeknotitie van Robert Musil, interview in De Avonden, VPRO 23.12.08
Hij viel uit elkaar, uit elkaar vallen,
binnenste buiten,
onderste boven, achterste voren,
positief negatief,
en meteen andersom,
en alles viel en lag behoorlijk ver uit elkaar,
continu bezig met uit elkaar vallen
was hij, is hij, zal hij
En zo dun mogelijk
uit elkaar vallen natuurlijk
geen inhouden meer mogelijk
Volumeloosheid onderzoek
Henri Jacobs, Parcours de Tocht, MJC Oss
en SM Schiedam, 1997, p. 53
En net zo onbeholpen sta ik tegenover de gebeurtenissen die komen en gaan, zonder de gave van de selectie, zonder de gelatenheid van het opnemen, een heen en weer gedraaide spiegel waaruit alle beelden naar buiten vallen. (…) alles jaagt door me heen, het belangrijke en het onbeduidendste, en er kan zich in mij maar geen kern vormen, geen vaste plaats: ik ben slechts het schouwtoneel van een reeks innerlijke ontmoetingen, een doorgang in plaats van een huis!
Rainer Maria Rilke, Auguste Rodin, SUN, 1990, p. 150/151
Een nieuwe deur, geplaatst in het appartement van een oude dame, wordt (…) als het ware een doorgangsstadium voor allerlei invloeden en psychische reflexen, opgewekt door het woorden- en gedachtenspel tussen de mensen die het vertrek bevolken.
catalogustekst bibliotheek Arnhem over Le Planetarium (1959), Nathalie Sarraute
(…) later schrijft ze me dat ze een ontzettend ongezellig mens is, met weinig vrienden, en dat ze haar voordeur als ophaalbrug beschouwt.
Jannetje Koelewijn, In boeken verstopt – Helene Nolthenius’ jacht op de mentaliteit van een periode, Vrij Nederland, 11.07.92, p. 12
Front mask
1
2
3
4
5
6
7
8
1
ruined house, Mas de Charrou, 15.09.07
2
demolition site, Velperweg, Arnhem, 04.10.04
3
paper mask for modelling house, front view
4
paper mask for modelling house, back view
5
enlarged and xeroxed Groot Panorama, De Wereld in de Wacht, Gist, Mirjam Kuitenbrouwer, 2005
6
inverted picture of Groot Panorama, Mirjam Kuitenbrouwer, 2005
7
8x10" paper negative of a ruined farm, Mas de Charrou, 15.09.07
8
double residence by Gerrit Feenstra, 1933, Cattepoelseweg, Arnhem, 03.04.12
Aantekeningen uit multo-werkdagboeken 80 t/m 82
WDB 80 / 14.01.13
(…) vanaf het begin gedacht aan een tussenwand voor optische experimenten. (…) De aanleiding daartoe gaat tot bijna een jaar terug, in WDB 70 toen ik de verschillende versies van het stuk The Split Wall: Domestic Voyeurism van Beatriz Colomina op het spoor was gekomen. Ze beschrijft daarin de tegenovergestelde architectuuropvattingen van Adolf Loos en Le Corbusier. Eén van die tekstversies staat in het boek Raumplan versus Plan Libre, en daarin is een foto opgenomen van het dakterras op de 7e verdieping van het appartement dat Le Corbusier in 1931 ontwierp voor Charles de Beistegui, midden in Parijs, een ‘chambre à ciel ouvert’. Daar is tegen de gestucte muur die het dak omzoomt een 19e eeuwse schouw geplaatst. Zo’n archetypische haard uit een herenhuis, met een spiegel erboven (…). Maar vooral wat er over Loos in staat is nu belangrijk, hoe hij ramen voorzag van matglas, zodat je vooral niet naar buiten zou kijken, dat je in huis steeds zo gestuurd werd dat je naar het interieur keek, met je rug naar de ramen en je gezicht naar de plek waar je net vandaan kwam.
Voor Probe had ik die scheidingswand bedacht, samengesteld uit grote dunne gematteerde fresnellenzen. Ik kocht daarvoor drie formaten beeldschermvergroters die slechtzienden voor hun televisiescherm kunnen plaatsen en een aantal zogeheten bladzijdeloepen op A4 en A3-formaat: allerhande fresnellenzen die ik zou kunnen matteren. Zo’n groot matglas werkt precies als het instelglas van een technische camera: als je er een vergrootglas op een afstandje vandaan houdt krijg je op het grote gematteerde vlak een fantastische daglichtprojectie te zien, in kleur. Maar ik bleef steken in wàt daar dan op geprojecteerd moest worden, welk beeld. Een schouw dus. Zo komt er een transparante versie van die schouw in het midden op dat tussenvlak te staan en dat is een prachtige verwijzing naar Alice in Wonderland en Through the Looking-glass. Die fresnellenzenwand zou de Probe-ruimte precies in tweeën opdelen. Een transparant ondoordringbaar tussenscherm.
WDB 81 / 05.03.13
Ik kom helemaal niet goed uit het werk voor Probe. Toen ik donderdag 21 februari nog eens ben gaan kijken bij Suze May Sho dacht ik het juist helder te krijgen, maar het tegenovergestelde is gebeurd. Het idee dat ik half januari kreeg vind ik nu veel te kil, te conceptueel. Heel veel Probe-edities zijn erg kil en missen iets ‘menselijks’. Dat heeft absoluut met de schaal te maken. Maar een ander probleem is ook de plaatsing van de schouw (haard), met of zonder spiegel erboven, ruimtelijk of als foto, en hoe, op z’n kop in de Probezaal? Want een projectie is altijd ‘kopstaand’. En met de doorzichtigheid van die projectie valt het ook wel mee, want de grote fresnellens is gematteerd en daardoor is het beeld maar aan één kant te zien, en dan is er ook nog een enorm vergrootglas dat ergens moet staan, tussen het fresnelscherm en de schouw. Ik denk dat ik dat hele Through the Looking-glass moet laten varen en me moet richten op het idee van de tussenwand die een bepaalde mate van doorlaatbaarheid heeft, en werkt als een omslagpunt, een kantelpunt. Dat kantelen, dat omslaan, op verschillende manieren daarin toepassen: zowel mechanisch als in de wijze van weergave. Dat de ene kant van bijvoorbeeld een glazen wand een afbeelding van een ruimte in negatief, en de andere kant diezelfde afbeelding horizontaal gespiegeld, in positief weergeeft, zodanig dat de beelden elkaar precies aanvullen, en ze samen een zwart vlak opleveren. Dus eigenlijk zoals het Symmetrisch verschil (2010). Dat was ook een tussenscherm. (Maar dan met het licht mee en het licht tegen.)
Wat overigens wel een mooie bijkomstigheid zou zijn geweest, is dat in het geval van een projectie van de haard op de fresnellens het beeld scherp is bij een goede brandpuntsafstand, en dat het beeld van de haard dus samenvalt met het brandpunt: een mooie woordspeling.
WDB 81 / 06.03.13
Revolving Voyeurism (titel!)
Soort folly van gevel, maar dan een dubbelzijdige folly. Meestal heeft een folly één geloofwaardige kant en één decorbouwachterkant. In deze folly is de achterkant opnieuw een voorkant, precies dezelfde als de voorgevel, maar dan gespiegeld; zoals je een tekening op overtrekpapier van de andere kant bekijkt.
WDB 81 / 10.03.13
Gisteren ontdekte ik dat dat paneeltje van Sassetta uit The Borgo San Sepolcro Altarpiece toch een verbindend element is tussen datgene waar ik eerst naar zocht en dat waar ik nu op ben uitgekomen. Dat altaarstuk is namelijk tweezijdig: het is een soort muur van schilderijen, een grote constructie die van veraf lijkt op een symmetrische gevel van een gebouw van meerdere verdiepingen met een heleboel torenspitsen op het dak. Die gevelstructuur is ingevuld met allemaal paneeltjes die scenes verbeelden uit het leven van verschillende heiligen: St. Franciscus, St. Augustinus, St. Antonius, etc. (…) Ik heb altijd gedacht dat er op dat ene paneeltje een man te zien was die door een muur heen vloog, en dat daarom een deel van zijn lichaam zo raar in het niets oploste. In mijn herinnering vliegt hij ook van rechts naar links door het beeld, maar dat klopt allebei niet: hij ‘zit’ op een wolk omdat hij een heilige is. Wel heeft hij een gat in de muur ‘gemaakt’ waardoor gevangenen kunnen vluchten.
WDB 81 / 11.03.13
Ik moet stoppen met steeds weer kopieën en printjes maken. Iedere keer schuift daardoor het schrijven op. En de map is nu al bijna vol terwijl ik m’n werk nog moet maken. Eigenlijk ontstaan er te veel ideeën in mijn hoofd door al die kruisverbanden te verzamelen. (…) De week voor afgelopen week werd ik tamelijk wanhopig van het project, omdat ik niet door kon met het haardprojectie-idee. De afgelopen week werd ik weer wat optimistischer, maar iedere keer als ik dacht het concept rond te krijgen, lukte dat niet. (…) Terwijl ik S. en L. schreef dat ik mijn kop nu wel zo ongeveer door het plafond had geboord en op het dak zat, en ik het idee had gekregen een gekanteld dak te maken en een buitelende trap, zag ik bij Dirk Zoete op z’n site zijn prachtige Vanaf een dak geroepen (uit 2003), een – zoals Luk Lambrecht erover schrijft – geïmplodeerd dak met uitkijkposten.
Eerst moet ik eigenlijk nog iets schrijven over wat ik ruim een week geleden al had willen noteren over de schaal van Probe. Die vind ik echt problematisch. Te groot eigenlijk. Meestal is het zo, dat wanneer je naar een schaalmodel kijkt, je dat kunt doen terwijl je je bewust bent van je eigen grootte ten opzichte van die schaal. Bij Probe kan dat niet, omdat wat je van de ruimte te zien krijgt via foto’s wordt aangereikt. De ervaring is er dus niet. Je hebt geen referentie. Toch zie je aan de dingen die erin geplaatst zijn dat ze kleiner zijn dan de werkelijkheid. Dat heeft soms een beetje een wringend, knullig effect. Terwijl de foto’s zelf niks knulligs hebben, die zijn perfect, en doen er alles aan om de tentoonstelling er zo geloofwaardig mogelijk uit te laten zien.
Toch kijk je naar iets dat eigenlijk niet klopt en niet echt, niet werkelijk zo groot bestaat. Bovendien bestaat Probe zelf voor haar bezoekers ook niet ‘echt’, alleen virtueel, en alle blikrichtingen die je als bezoeker worden aangereikt, zijn door Probe bepaald. Zo blijf je op afstand. Je blijft het gevoel houden, als je naar de tentoonstellingen kijkt (‘er doorheen loopt’), dat je niet dichtbij genoeg kunt komen.
Dat idee van ‘onechtheid’ staat een beetje haaks op dat van de ‘suggestie’. Dat laatste proberen modellen natuurlijk vaak op te roepen. De suggestie van iets dat echt is, en in het echt veel groter. Iedere Probe bestaat uit negen blikrichtingen die bij elkaar de mogelijkheid geven de hele ruimte te overzien. Je kijkt mee met de camera, die een behoorlijke groothoek heeft (ook iets dat afwijkt van de ‘realistische’ blik). Ik kreeg dus steeds meer de behoefte om de suggestie voor te zijn, om iets te maken waar je gelijk doorheen prikt. Daardoor kwam ik op het idee van een folly. Een gevel waarin allerlei delen op een kier staan en kantelen. Delen die zich openen, en tegelijkertijd is wat er door die kieren te zien is niet meer dan dat: een kier. Want erachter is niks, of precies hetzelfde.
Probe is iets ergens tussenin, niet echt te bezoeken, maar het bestaat wel in het echt, als schaalmodel. De façade die ik wil maken is ook zo’n tussengebied, een zone die tussen het zien en de verbeelding in staat.
(…) als uitgangspunt de gevelindeling van een doorzonwoning nemen. Door-zon-woning. Logischer kan bijna niet.
WDB 82 / 14.03.13
Het is eigenlijk allemaal te veel wat ik ontdek, al die verbindingen die er blijken te bestaan tussen die ontdekkingen. Nu voert het allemaal terug op Musil en zijn ideeën over mogelijkheidszin en werkelijkheidszin, het gegeven van waaruit De man zonder eigenschappen is ontstaan. (…) Probe is bij uitstek iets tussen mogelijkheidszin en werkelijkheidszin in. Wat dat betreft dus echt een testruimte.
WDB 82 / 15.03.13
Toch blijft het beeld ook met een spiegel en een spiegelbeeld te maken hebben, want de achterkant van de gevel is automatisch het spiegelbeeld van de voorkant.
Mirjam Kuitenbrouwer, maart 2013